Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Om al de [23]zonden van Baesa, en de zonden van Ela, zijn zoon, waarmede zij gezondigd hadden, en waarmede zij Israel hadden doen zondigen, tot toorn verwekkende den HEERE, den God Israels, door hun [24]ijdelheden. 23. Op welke God gezien heeft, die aldus zijn gerechtige wraak uitvoerde, en niet Zimri, die alleen zijn ongerechtigen moedwil volgde, boven, vs.7. Vergelijk ook boven de aantekeningen op hfdst.15 vs.29. 24. Dat is, afgoden, die gans niets zijn in de wereld; 1 Kor.8:4, en 1 Kor.10:19. Zie Lev.19:4.